Het Forensisch Instituur kan aan marktwerking kapot gaan
Forensisch onderzoek wordt steeds belangrijker, voor de opsporing en de rechtspraak. Mede als gevolg van die groeiende markt heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de laatste jaren concurrenten gekregen.
Met de voorzichtige introductie van een marktmechanisme lijkt Nederland aansluiting te zoeken met de organisatie-wijze van forensische expertise in bijvoorbeeld Engeland. Daar werd marktwerking geïntroduceerd vanaf het begin van de jaren negentig. Zo begon de Engelse Forensic Science Service (FSS), het ‘zusterinstituut’ van het NFI, al in 1991 met directe facturering aan zijn klanten. Andere aanbieders van forensische expertise traden toe tot de markt.
De Engelse markt functioneert niet goed, zoals blijkt uit een recentelijk gepubliceerd en overzichtelijk rapport over forensische marktwerking van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Prijzen van veel producten zijn bijna gelijk aan de kostprijs, veel dure diensten zijn onrendabel en voor onderzoek en ontwikkeling is amper geld. Daarbij komt dat een steeds groter percentage van de werknemers in de forensische sector een duurbetaalde managementbaan heeft.
De FSS is de belangrijkste toeleverancier van forensische expertise in Engeland en Wales. Omdat die moet concurreren met de andere laboratoria, en tegelijkertijd dure en innovatieve producten moet aanbieden en onderzoek moet doen, is de FSS de laatste jaren veranderd van een financieel redelijk gezond bedrijf in een miljoenen verslindende organisatie. In 2010 meldde de FSS een nettoverlies van 16 miljoen pond. De verwachting is dat het totale verlies dit boekjaar oploopt tot een veelvoud daarvan.
Als gevolg van dit verlies liet de Britse overheid twee maanden geleden weten de FSS in zijn geheel op te heffen. In maart 2012 wordt de deur letterlijk op slot gedaan. Expertise verdwijnt, evenals een kritieke hoeveelheid onderzoekscapaciteit. Complexe en dure onderzoeks-methoden, waarmee veel moeilijk op te lossen zaken worden opgelost, verdwijnen eveneens. Dat is niet in het belang van een van de belangrijkste voorwaarden van een goed functionerende rechtsstaat – objectieve waarheidsvinding.
De beslissing van de Britse overheid heeft de Nederlandse media niet gehaald. Dat is problematisch, vooral omdat besluiten moeten worden genomen over meer marktwerking in Nederland, over financieringsconstructies en over de juridische positie van het NFI.
Het NFI publiceerde vorige maand het door de bank genomen informatieve en genuan-
ceerde document Bespiegelingen over de forensische markt, te lezen op forensischinstituut.nl. Marktwerking, stelt het NFI, kan een „krachtige innovatieprikkel” en een „sterke stimulans voor steeds betere, snellere en goedkopere dienstverlening”
opleveren en kan leiden tot een „effectievere inzet van schaarse middelen”.
Moeilijk op te lossen zaken zullen echt niet meer worden opgelost.
Het stuk kent ook een grote omissie – nergens wordt melding gemaakt van het opheffen van de FSS. Wel is te lezen dat de FSS in ernstige financiële problemenis gekomen. Technisch gezien klopt die opmerking, maar ‘ernstige financiële problemen’ is toch van een andere orde dan het opheffen van een instituut.
Doordat het NFI niet benoemt dat de FSS wordt gesloten, benadrukt het instituut de voordelen van marktwerking en drukt het de nadelen naar de achtergrond. Dat draagt niet bij aan een open en eerlijke discussie over dit belangrijke onderwerp.
De strategische beslissing over meer marktwerking in de forensische sector is voorbehouden aan de politiek, zoals ook het NFI stelt. Nu het NFI de discussie een bepaalde kant lijkt op te duwen, gaat het ten onrechte zelf op de stoel van de politiek zitten.
Victor Toom is research associate bij het Northumbria University Centre for Forensic Science in Newcastle upon Tyne, Engeland. In het voorjaar komt zijn
boek over twintig jaar forensisch DNA-onderzoek in Nederland uit, bij Kluwer.
Bron: NRC