Ditmaal verloor ik de tijd. Ik verrichte andere werkzaamheden. Vergat bijna dat ik nog ergens verwacht werd. Tot ik na drie uur verzocht werd te komen. Om te schouwen.
Bij binnenkomst in huis aanschouw ik een ongebruikelijk tafereel. De naasten van de overledene zitten op bed. Bij hun geliefde. Ze houden haar vast. Lachen. Kletsen. Aaien. Liefkozen.
“Hoe vonden jullie het gaan?”
Alle aanwezigen waren zeer te spreken over het afscheid. “Ontzettend fijn.” “We hadden ruim de tijd.” “Het ging heel rustig. Kabbelend.”
Ze hadden de laatste paar uren gezamenlijk gedeeld. Gepraat. Geknuffeld. Gelachen. Gedronken.
Ik zag de laatste glimps van wat zich de afgelopen uren had afgespeeld.
Warm, intiem, bijzonder.
In de keuken schuif ik aan bij de huisarts. Ik controleer alle paperassen. Alles is in orde. De juiste medicatie is toegediend. Via een infuus. Zoals gebruikelijk.
De enorm lange duur van de euthanasie begrijp ik echter niet. Het gaat vaak ontzettend snel. Abrupt, als het eenmaal begint. Tijd voor dit alles is er niet. Nooit.
“Ja, het infuus zat niet goed.”
En zo voltrok de euthanasie zich op een aangepast tempo. Trager dan gebruikelijk. En gaf het ruimte aan dit bijzondere tafereel, waar ook de huisarts zeer over te spreken was.
Het was werkelijk een geluk bij een ongeluk.