De dag dat een dakloze zelf om mijn komst verzoekt, moet ik nog meemaken. Altijd is het de – terecht bezorgde – begeleiding die mij vraagt te komen. Inmiddels weet ik dat ik niet lichtvaardig met deze verzoeken om moet gaan. Daklozen, veelal ook verslaafden, zijn structurele zorgmijders. Als ik erbij wordt geroepen is het vaak goed mis. Zelfs bij een vaag en onbeduidend klachtenpatroon.
Ik snel mij naar de plaats van bestemming, diep verstopt in een klein achteraf-straatje in het centrum van Amsterdam. De begeleidster heeft de map van Charan, een Hindoestaanse vijftiger, al voor me klaar liggen. De voorgeschiedenis, is zoals altijd bij daklozen in opvang, indrukwekkend. Al dertig jaar woonachtig in Nederland. Helaas de Nederlandse taal amper machtig. Decennia lang verslaafd aan drank. Zodanig dat zijn lever het bijna begeeft.
Keer op keer dreigt het mis te gaan met Charan. Ondanks zijn toenemen leverfalen blijft hij naar de fles grijpen. En keer op keer, tot twaalf maal toe, helpt het ziekenhuis hem er weer bovenop.
Charan lijkt, als ik hem onderzoek, niet meer helemaal op de wereld te zijn waar ik me bevind. Contact is lastig. Hij begrijpt me een beetje, maar lijkt dingen te zien die er niet zijn. Ik zie hem plukken. Al snel valt het kwartje: een delier!
Gezien zijn voorgeschiedenis is de kans groot dat zijn leverfalen weer verergerd is. Bij navraag blijkt hij gister ontzettend veel gedronken te hebben. Een levensbedreigende situatie. Ik bel zijn vaste ziekenhuis en krijg de dienstdoende arts.
Charan is weer ontregeld. Ik vermoed een verhoogd ammoniak door zijn leverfalen. Hij is ook duidelijk delirant. Kan hij komen? …… Even blijft het stil aan de andere kant van de lijn…. “Ik overleg even met mijn baas,” zegt de jonge arts mij toe. Ik wacht. Niet veel later – na wat geroezemoes op de achtergrond – hoor ik haar weer: “Kun je niet een hoge dosis lactulose geven om het ammoniak te verlagen?” Nee, dat kan niet. Dat krijgt ie al. Weer blijft het even stil.
Het wordt me duidelijk dat het vaste ziekenhuis van Charan niet meer zo om Charan zit te springen. Ik kies voor de harde confrontatie-methode. “Als Charan hier in de opvang blijft liggen is hij binnen een dag dood.” Weer even is het stil. Overleg met de specialist. “Laat maar komen,” zegt de jonge arts.
Ik regel een ambulance en wacht bij Charan tot hij opgehaald wordt door de broeders. Ik leg uit dat ze hem in het ziekenhuis reeds verwachten.
Ook al zaten zij niet op hem te wachten.
Maar je kunt niet twaalf maal iemand oplappen om hem dan ongezien dood te laten gaan….