Mijn collega zag echter – met een scherpe klinische blik – van een afstand dat de dood nog helemaal niet ingetreden was en maakte een uitreikend gebaar naar de vrouw, waarop zij spoedig reageerde. De rechercheurs vlogen – begrijpelijk – tegen het plafond.
Een heel serieus geval van ‘het zou je maar gebeuren’.
Schijndood intrigeert en beangstigt. Ik moet er zelf ook niet aan denken dat ik onverhoopt levend in een kist kom te liggen. Ik zou daarom ook graag een mobieltje in mijn kist willen krijgen. Of ik ondergronds bereik heb, weet ik eigenlijk niet. Ik hoop van wel.
Ik moet er ook niet aan denken dat ik iemand, althans op papier, dood verklaar die eigenlijk nog blijkt te leven. Bij een schijndode kun je geen pols voelen en geen ademhaling waarnemen, maar het blijft moeilijk om dan de dood met zekerheid vast te stellen. Daarom maken we in ons werk liever gebruik van de ‘zekere’ tekenen dat de dood is ingetreden: afkoeling van het lichaam, optreden van lijkstijfheid en (later) de start van ontbinding.
Wat als degene die ik schouw, opeens recht overeind komt zitten? Uit het verhaal van mijn collega blijkt het niet eens een volledig irreeele angst te zijn.
Ook de wetgever heeft rekening gehouden met het fenomeen schijndood. Bij wet is bepaald dat iedereen in Nederland pas na 36 uur begraven mag worden. Eerder dan dat kan, maar daar moet speciale toestemming voor gevraagd worden. De achtergrond van deze ‘wachttijd’ is dat de wetgever hoopt er zich zo van te vergewissen dat een eventuele schijndood binnen 36 uur aan het licht komt. Geen onlogische gedachte.
Ik kan alleen maar hopen dat ik nooit een schijndode tegenkom. Of dat ik hem herken als ik hem tegenkom.
En dat ik er zelf nooit een word…..
Achtergrondinformatie over schijndood
Voor bangerds net als ik: kist met mobiele telefoon