Ik moet aan deze zin denken als ik mijn post ophaal. Een stapel reclamefolders en een envelop van Dela. Dela stuurt mij driemaandelijks een herinnering aan mijn toekomstig overlijden. In de vorm van een rekening. Het bevalt me niet.
Dag in, dag uit heb ik te maken met overlijdens. En dood. En doodgaan. En alles wat ermee te maken heeft. Toch is het - vreemd genoeg - niet confronterend. Werken met 'De Dood' en met overledenen valt ontzettend mee. Veelal is het alsof ik naar een film kijk. Ik zie het voor mijn neus gebeuren maar het lijkt zich op het filmdoek af te spelen. Zodra ik ergens vertrek is de film afgelopen. Een film is geen werkelijkheid.
Zou het ontkenning zijn? Voor iemand die zeker al meer dan honderd doden in haar handen heeft gehad, is dit goed mogelijk. Ik denk helemaal nooit aan de dood. Echt nooit. Althans niet mijn dood. En aan die van anderen, slechts heel zelden. Ik wil liever niemand missen.
Mijn telefoon gaat. De meldkamer belt. Of ik langs kan komen op verzoek van de politie. Ergens in West, waar een man dood in huis is aangetroffen. De buren maakten zich zorgen om hem nu hij al dagenlang het licht 's avonds niet meer aandeed. Terechte zorgen. De man is niet meer.
Ik leg mijn post op tafel. Op naar West, naar een nieuwe schouw.
Weg van mijn eigen dood. Die zie ik over drie maanden weer.