Inmiddels woont Chaniqa bij haar tante. Ze vertelt dat haar ouders zijn omgekomen in een ongeluk. Aangezien ze nog minderjarig is, belt de zedenrechercheur naar haar huis. Ze krijgt echter de moeder van Chaniqa aan de lijn. “Waar is zij nou weer mee bezig?” hoor ik moeder vanaf een afstandje door de telefoon brullen. Zo dood als wij dachten, zijn Chaniqa’s ouders dus niet.
Tijdens het begeleiden van de 14-jarige jongedame naar de zedenkamer valt me op dat het Nederlandse meisje meer het lichaam van een volwassen vrouw dan dat van een kind heeft. Ik zie het wel vaker. Sommige meiden zijn echt vroegrijp. Wie mij verteld had dat ze 18 was, had ik meteen geloofd.
Tijdens mijn ondervraging (om het sporenonderzoek zo veel mogelijk te optimaliseren) valt mij op dat het verhaal dat Chaniqa vertelt continu verandert. Voor zover ik het begrijp zijn de groepsverkrachtingen al maanden aan de gang. In het huis van een neef van haar beste vriendin. Ze blijven haar vragen om langs te komen. En ze blijft komen. Echt snappen doe ik het niet.
Na het sporenonderzoek nemen we haar mee naar een verhoorkamer. Ik moet nog wat papieren halen en haar uitleg geven omtrent testen op SOA’s, een eventuele morning-after pil en nagaan of ik haar op dit moment ergens voor moet inenten. Ik loop even weg om alle paperassen te halen.
Bij terugkomst ligt Chaniqa op de grond. Buiten bewustzijn. Ze ademt nog wel. Een toegesnelde rechercheur vraagt mij of ze 112 moeten bellen. Na controle van pols en ademhaling geef ik aan dat dat niet noodzakelijk is. Ik zie haar wimpers trillen. Chaniqa komt zo vast weer bij.
Na een minuut komt Chaniqa inderdaad bij. We helpen haar op haar stoel en na enige tijd vang ik aan met mijn uitleg rondom SOA’s en aanverwante zaken. Af en toe praat ze weer over haar zaak. Maar iedere keer hoor ik andere verhalen. Termijnen, plaatsen, zelfs personen lijken in het verhaal te veranderen. Ik kan het niet zo goed bijhouden. Gelukkig heeft de zedenpolitie alles op band staan.
Na mijn uitleg zeg ik Chaniqa en de zedenpolitie gedag. Op naar de auto.
Onderweg vraag ik me af wat voor staartje deze zaak nu weer zal krijgen.
Twee weken later passeer ik twee zedenrechercheurs – sigarettenrokend – in hun korte pauze.
“Hey, hoe is het nu afgelopen met Chaniqa?”
“Die is opgenomen voor de psychiatrie.”
“En die aangifte dan.”
“Tja, daar viel weinig waarheid in te vinden.”
Ik loop door voor de start van de methadonronde.
Het antwoord verbaast me niet.
Verder leeswerk in het kader 'niet alle zedenzaken zijn waar':
Stempel van @kaatster