Ik rijd naar de etagewoning in West. De politie is reeds ter plaatse. De familie is door de politie opgetrommeld en is voltallig aanwezig. Ze vullen de hele woonkamer op. De dame ligt in haar bed. Ze ziet er rustig uit. Haar huid lijkt wel van papier. Zo broos.
Ze heeft een winkelhaak in de huid op haar dij. Verder is ze ongehavend. Ik zie alleen de tanden des tijds die de sporen op haar lijf hebben nagelaten. Bij navraag blijkt ze kort geleden met haar dij achter een nare scherpe punt van een tafel te zijn blijven hangen. De buurvrouw vertelt ons dit. Hechten of een dokter bezoeken was uit den boze. Ze was nogal mensenschuw. En doktersschuw.
Op de eettafel ligt een uitdraai van het medisch dossier. Kennelijk heeft de huisarts dit achter gelaten. Ik zie dat de vrouw lang geleden met schizofrenie gediagnosticeerd is. Een chronische – en helaas niet te genezen – psychische ziekte. Een goede verklaring voor de mensenschuwheid.
De vrouw is een natuurlijke dood gestorven. Haar hart heeft het begeven. In het dossier lees ik dat de functie van haar hart toenemend afnam. Dat verklaart haar overlijden heel goed. De winkelhaak is slechts een ongelukkige bijkomstigheid. Ik breng de politie op de hoogte van mijn bevindingen.
Ik maak aanstalten om te vertrekken. De agenten lopen met mij mee. Ik vertel de familie dat zij contact met een uitvaartverzorger kunnen opnemen. De familie kijkt mij verbaasd aan. Een zoon vraagt me: “betekent dit nu dat wij nog moeten gaan zitten wachten?” “Hoe lang duurt dat wel niet?”
“Hangt af van de uitvaartverzorger en hoe druk ze op dit moment zijn. Ik denk hooguit een uurtje.” De familie kijkt me verbaasd en teleurgesteld aan. Ze willen duidelijk weg.
Ik ga de kronkelende trap af.
Het oude besje zal met haar pyschische ziekte geen makkelijke vrouw zijn geweest.
Maar nog een uurtje wachten, kan zelfs dat er dan niet vanaf?