De forensisch artsen van de Amsterdamse gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) staan de klok rond paraat. Ze maken wondjes schoon, verstrekken methadon en schouwen lijken. ‘Ik ben hier in eerste instantie als adviseur voor de politie.’
‘De ziekte van Heineken’, zegt de politieman grijnzend als hij op ons afstapt. Het is tegen negenen op een maandagavond en forensisch arts Koos de Keijzer is net gearriveerd bij de Spoedeisende Hulp van het VU medisch centrum. Binnen ligt een man die gewond is opgenomen na een eenzijdig ongeluk. De politie vermoedt dat er drank in het spel is. De Keijzer is opgeroepen om bloed af te nemen. Voor de aanwezige agenten staat de uitkomst al vast. ‘Op de achterbank lag een fles rum. Er zat nog een bodempje in.’
Pruttelend en hoestend steekt hij zijn ontblote rechterarm in de lucht
Pruttelend en hoestend steekt hij zijn ontblote rechterarm in de lucht en De Keijzer heeft het klusje snel geklaard. De twee buisjes bloed – een voor de contra-expertise – worden opgeborgen. Hij geeft aan de verpleegkundige door dat haar patiënt volgens eigen opgave diabetes heeft. Na het invullen van de nodige paperassen kan De Keijzer weer op pad. ‘Medisch-inhoudelijk stelt het niet zoveel voor’, zegt hij, ‘maar toch doe ik het graag. Ik verzamel hier bewijsmateriaal in het kader van de Wegenverkeerswet. Je komt in Nederland niet gemakkelijk weg met rijden onder invloed en dat is maar goed ook.’
Huiselijk geweld
De werkdag van De Keijzer is zes uur eerder begonnen op het kantoor van de GGD Amsterdam aan de Nieuwe Achtergracht. Hij heeft deze avond dienst met collega Joris Stomp. Samen bestrijken ze een werkgebied dat bestaat uit de politieregio’s Amsterdam Amstelland en Zaanstreek Waterland. Hoe zo’n dienst er precies uitziet, is van tevoren moeilijk te voorspellen, legt De Keijzer uit.
De arrestant maakt een wat afwezige indruk
Naast arrestantenzorg en sporenonderzoek hebben de forensisch artsen de lijkschouw als derde hoofdtaak. In Amsterdam worden De Keijzer en zijn collega’s zo’n 1100 keer per jaar opgeroepen om vast te stellen of een overlijden een natuurlijke of onnatuurlijke oorzaak had (zie kader). Ze worden ingeschakeld bij misdrijven, ongevallen en zelfdodingen. Maar ook elk geval van euthanasie wordt beoordeeld en regelmatig onderzoeken de forensisch artsen in ziekenhuizen of een sterfgeval veroorzaakt werd door de ziekte, door de behandeling of anderszins. Belangrijk werk, vinden De Keijzer en Stomp. ‘Een overledene heeft er recht op dat er nog een keer goed naar hem wordt gekeken. En het is zinvol om de overlijdensoorzaak te achterhalen.’
Diefstal
Terwijl Stomp wordt weggeroepen voor een bloedafname in het AMC krijgt De Keijzer kort achter elkaar twee telefoontjes van de centrale meldkamer. Op het politiebureau aan de President Kennedylaan is een man ingesloten die beweert dat hij diabetes heeft. En het politiebureau aan de Ferdinand Bolstraat heeft een arrestant die gewond is aan zijn hand. De Keijzer pakt zijn tas in. De glucosemeter wordt gecontroleerd en ingepakt. En de methadonpillen gaan mee. ‘We maken elke avond een ronde langs de cellencomplexen om verslaafde arrestanten indien nodig te voorzien van methadon.’
De Keijzer heeft de gegevens van de man op politiebureau Kennedylaan opgezocht in het systeem. Het blijkt een oude bekende. Op het politiebureau wordt de arts vriendelijk ontvangen en naar de cel geleid. Keijzer stelt zich voor, maar houdt gepaste afstand. De arrestant maakt een wat afwezige indruk maar is welbespraakt. Hij is opgepakt na een diefstal in een supermarkt en beweert dat hij vanwege zijn suikerziekte dringend voedsel nodig had. Omzichtig doet De Keijzer een bloedglucosemeting. ‘6,1 kijk maar’, en hij laat het meetinstrument aan de man zien. ‘Prima in orde dus.’ Hij informeert nog naar eventuele andere klachten en neemt vlot afscheid.
De dienstdoende agent krijgt te horen dat er geen medische omstandigheden zijn die insluiting verhinderen. Even overleggen ze nog of andere hulpinstanties ingeschakeld moeten worden om de dakloze arrestant op te vangen. Daarvan wordt voorlopig afgezien.
Bewijsmateriaal
Een korte rit in de met zwaailichten uitgeruste GGD-auto – ‘die mogen we niet gebruiken hoor’ – brengt De Keijzer bij het volgende politiebureau. Daar is de sfeer wat lacherig. Getuigen hebben gezien hoe de arrestant met zijn blote vuist een autoraam heeft ingeslagen. ‘Hij moet het duidelijk nog leren’, merkt een agent droogjes op. Zelf beweert de jongen dat hij zijn verwondingen heeft opgelopen na een struikeling bij het voetballen. De agenten grinniken erom. De Keijzer verzorgt de wond en verwijdert een splintertje glas. Dat wordt zorgvuldig veiliggesteld door een agente. Bewijsmateriaal immers. ‘Dat zou een huisarts nooit doen’, zegt De Keijzer buiten. ‘Maar ik ben hier in eerste instantie als adviseur voor de politie.’
Mannenmishandeling komt veel vaker voor dan je denkt
In een kamertje zit een ouder echtpaar tegenover een zwijgzame en stug doortypende agent. De twee zijn de Nederlandse taal maar nauwelijks machtig en de Keijzer legt rustig articulerend en gebarend uit wat zijn bedoeling is. De man heeft het begrepen en laat zijn verwondingen aan hoofd, hals en oor aan De Keijzer zien. Terwijl De Keijzer de blauwe plekken fotografeert dept de vrouw niet voor het eerst haar tranen in een papieren zakdoekje.
Of al die ellende hem nooit teveel wordt, vraag je je af. Maar dat valt reuze mee, zegt De Keijzer. ‘Het is heus niet alleen maar narigheid. Er doen zich ook vaak rare en grappige situaties voor.’ Het helpt waarschijnlijk dat De Keijzer een wat afstandelijke houding lijkt te hebben ten opzichte van de mensen die hij treft. Nuchter merkt hij buiten het politiebureau op dat mannenmishandeling – in de huiselijke sfeer – veel vaker voorkomt dan je denkt. ‘We hebben bijna vijfhonderd gevallen geteld in de laatste vijf jaar.’ Eerder had hij al opgemerkt dat zelfdodingen hem niet zo veel deden. ‘Alleen met de gevolgen van zinloos geweld heb ik het wel lastig. Dat went nooit.’
Afkickverschijnselen
En verder gaat het de avond in. Een vaste stop is het cellencomplex in het hoofdbureau aan de Marnixstraat. Het is er een komen en gaan van arrestanten. Ze verblijven er maximaal drie dagen. De methadongebruikers onder hen krijgen hun dagelijkse dosis van de forensisch arts. Maar De Keijzer moet streng zijn. Om een overdosis te voorkomen, moet er minstens twaalf uur verstrijken tussen arrestatie en methadonverstrekking. Die regel treft een Engelstalige arrestant. De Keijzer stelt afkickverschijnselen vast, maar de man is te kort binnen en krijgt geen pillen.
De dienstdoende agenten nemen De Keijzer ook nog even mee naar arrestant 103. Die maakt een warrige indruk en is mogelijk verslaafd. Dat ontkent de man. Hij heeft verschillende schaafwonden en klaagt over het feit dat hij nog bij zijn ouders moeten wonen omdat hij geen woning voor zichzelf kan vinden. Aan een agent vraagt De Keijzer naar de achternaam van de arrestant. Na het antwoord kijkt hij veelbetekenend. De naam is eerder vandaag ook al gevallen. ‘Ja ja’, zegt De Keijzer schamper als hij later het cellencomplex verlaat. ‘Je vader mishandelen omdat je geen woning kan krijgen. Het zal wel.’
Robert Crommentuyn
Bron: Medisch Contact