Zo ook toen ik gevraagd werd een zestienjarig meisje te zien. Weggelopen. Radeloos. Op zoek naar hulp en ondersteuning. De politie regelde opvang. Toch waren er zorgen om haar gezondheid. Aanhoudend braken was reden om mij te bellen.
Ze was echt ziek. Van de wereld. Half hangend in de plant die naast de wachtstoeltjes staat. Moeilijk aanspreekbaar. Hondsberoerd. Continu brakend. De conclusie ‘goed mis’ trok ik vrij snel. Na een paar vragen was het beeld me duidelijk. Hersenvliesontsteking. Tijd voor een ambulancerit naar het ziekenhuis.
Ondanks mijn verzoek voor een spoedrit, liet de komst van de spoedbroeders lang op zich wachten. Zeker meer dan een kwartier. Soms moeten ze van ver komen. Ik blijf bij haar. Ze gaat voor mijn ogen achteruit. Het bewustzijn daalt steeds meer. Ik kan niks doen. Pas als een reanimatie nodig is, kan ik handelen. Dat is toch wel het laatste wat ik wil.
Compleet machteloos.
Dan komen de broeders. Ze ontfermen zich over de jongedame. Ze verzet zich eerst. Het ziektebeeld tast haar oordeelsvermogen aan. Vrij snel geeft ze zich over. De broeders nemen haar mee.
Eenmaal thuis kan ik niet slapen. Ik bel de Eerste Hulp om te vragen wat er met haar is gebeurd. Ze is opgenomen voor hersenvliesontsteking en wordt nu behandeld met antibiotica. Goed ingeschat. Ik kan er alleen maar van schrikken. Een overweldigend besef dat je keer op keer een inschatting moet maken die van levensbelang is, overspoelt me. Wat als ik het niet door had gehad? Wat als ik de volgende keer niet de juiste diagnose stel?
De volgende dag deel ik mijn gevoel met goede vriend Pim. Pim is ook dokter.
“Angela, soms staan we op kruispunten van mensenlevens.”
Hij heeft helemaal gelijk.
Ik kan alleen maar hopen dat ik mensen keer op keer in de juiste richting wijs.